Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5634

Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers305163 / HA ZA 08-949
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uitleg 'finale kwijting bepaling'. Haviltex-maatstaf.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 305163 / HA ZA 08-949 Uitspraak: 5 augustus 2009 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. A.J.C. van Bemmel, - tegen - [gedaagde], gevestigd te Rotterdam, gedaagde, advocaat mr. I.M.F. van Emstede. Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]". 1. Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 1 april 2008 en de door [eiser] overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 6 augustus 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - brief d.d. 25 september 2008 van mr. Van Bemmel met bijlagen; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 9 oktober 2008. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 Op 28 juni 2006 heeft [eiser] van [gedaagde] een schip, bouwjaar 2001 (hierna: het schip) gekocht voor de koopsom van € 575.000,=. 2.2 In de koopovereenkomst staan - voorzover van belang - de volgende bepalingen opgenomen: Expertise Artikel 4.1 Koper heeft het recht om binnen 10 werkdagen na contractdatum het vaartuig voor eigen rekening te laten (hellingen en) expertiseren door uitsluitend een -naar zijn keuze aan te wijzen Expertisebureau, dat als zodanig erkend is door HISWA Vereniging en dat zich gecommitteerd heeft om conform het in artikel 4.2 genoemde reglement te expertiseren. In geval de koper voor expertise opteert, stelt (de Jachtmakelaar van) de verkoper terstond na aanvaarding van de expertise-opdracht door de koper gekozen Expert, een kopie van deze overeenkomst inclusief verkoopdocumentatie aan laatstgenoemde ter hand. Artikel 4.2 (…) Artikel 4.3 In geval de expert bij de conform artikel 4.2 uitgevoerde expertise wezenlijke gebreken constateert, waarvoor partijen geen voorbehoud hebben gemaakt, zal als volgt worden gehandeld; a. verkoper laat herstellen op vakbekwame wijze en binnen bekwame tijde, ten genoegen van de expert, de door laatstgenoemde tijdens zijn expertise geconstateerde wezenlijke gebreken, dan wel b. verrekenen partijen de door de expert vast te stellen kosten van herstel met de overeengekomen verkoopprijs van het vaartuig, een en ander ter keuze van de verkoper. Artikel 4.4 (…) Artikel 4.5 (…) Artikel 4.6 Na de expertise als bedoeld in artikel 4.2 gevolgd door eventuele reparatie en verrekening als bedoeld in artikel 4.3, wordt het vaartuig geacht de eigenschappen te bezitten die de koper op grond van deze overeenkomst mocht verwachten. Artikel 4.7 In geval de koper van zijn recht van expertise niet uiterlijk binnen 10 werkdagen na contractdatum gebruik heeft gemaakt dan wel van gebruik van dit recht uitdrukkelijk heeft afgezien, wordt hij geacht het vaartuig expliciet te hebben aanvaard in de in artikel 3.1 bedoelde toestand en kan hij geen enkele vordering doen gelden terzake van (eventuele) verborgen gebreken. 2.3 Na ondertekening van de koopovereenkomst heeft [eiser] [bedrijf 1] te Muiden ingeschakeld om bovengenoemde expertise uit te voeren. Deze expertise is op 5 juli 2006 uitgevoerd in Loosdrecht. Op 6 juli 2006 is het expertiserapport opgesteld. In dit rapport staat voorzover van belang het volgende opgenomen: INLEIDING In dit rapport zijn onze bevindingen aangaande de keuring en de eventueel gemaakte proefvaart samengevat. (…). Bij de beoordeling van de diverse onderdelen worden onderstaande waarderingen, volgens een 5-punten systeem, gehanteerd. G = Goed RV = Ruim Voldoende V = Voldoende M = Matig S = Slecht Omschrijving van de waarderingen: (…) Ruim Voldoende - Het beoordeelde valt ruim binnen de gebruikstoleranties. - Voldoet aan te stellen eisen. (…) MECHANISCHE VOORTSTUWINGSINSTALLATIE PROEFVAART: JA (…) Motorfundaties RV Leksporen motoren o Geen Corrosie sporen motoren o Beperkt (…) Koude motorstarts RV (…) Koelwatertemperartuur indicaties ja Werkt : ja (…) Koelsystemen RV o indirect (…) Uitlaatsystemen RV o Nat (…) Werking motorbedieningen RV (…) Het inwendige van de motor en de keerkoppeling en tanks zijn niet gecontroleerd. Wij maken hiervoor een voorbehoud. De motorinstallatie wordt uitsluitend beoordeeld op functioneren ten tijde van de expertise. (…) CONCLUSIE De door ons uitgevoerde keuring van het schip met hiervoor genoemde gegevens resulteert in de navolgende (eind)beoordeling: De algehele conditie is ruim voldoende Wezenlijke gebreken: - blaarvorming in het verfsysteem van het onderwaterschip, waardoor corrosie zal ontstaan - airconditioning werkt niet; Junction box hangt los onder de airco unit - B&G windhoek en diepte functies werken niet. - er zijn geen bilge pompen aanwezig - plotter werkt niet in combinatie met de kaart - doorvaarthoogte is conform info blad geen 3,50 maar ca. 4,20 meter 2.4 Naar aanleiding van de expertise door [bedrijf 1] zijn [eiser] en [gedaagde] d.d. 6 juli 2006 een aanvulling op de verkoopovereenkomst overeengekomen waarbij [gedaagde] heeft verklaard voor zijn kosten zorg te dagen voor herstel c.q. oplossen van de door de expert geconstateerde wezenlijke gebreken in constructief overleg met de koper na het vaarseizoen. [eiser] vrijwaart de verkoper volgens deze overeenkomst van nieuwe schades als gevolg van gebruik van het vaartuig per 6 juli 2006. Het schip is op 10 juli 2006 aan [eiser] geleverd. 2.5 Bij brief van 3 september 2006 geeft [eiser] zich gewend tot [gedaagde]. In een bij deze brief gevoegde bijlage is een opsomming gegeven van een groot aantal (naar de mening van [eiser]) bestaande manco’s met betrekking tot het schip, zo mogelijk voorzien van een voorstel tot oplossing van de manco’s. Na enige correspondentie over en weer ten aanzien van deze punten hebben partijen overeenstemming bereikt over een vergoeding van € 18.000,= te betalen door [gedaagde] aan [eiser]. De voor akkoord door [eiser] getekende brief van [gedaagde] d.d. 6 oktober 2006 luidt als volgt: Uw brief van 5 oktober 2006 hebben wij in goede orde ontvangen en wij beschouwen deze brief als een volledig afsluitend geheel van alle correspondentie tot heden gevoerd, (…). Door middel van bijschrijving van € 18.000,= (…) heeft verrekening plaatsgevonden conform artikel 4.3.b uit de verkoopovereenkomst (…) en alle nadien gevonden punten, welke u tijdens de vaart met het schip vanaf medio juli 2006 tot heden, naar voren heeft gebracht. U vrijwaart [gedaagde] volledig ten aanzien van de door u gekochte [het schip] (het schip, toevoeging rechtbank) van toekomstige claims van welke aard dan ook, dit mede conform artikel 4.7 uit de eerder genoemde overeenkomst. (…). 2.6 Bij brief van 13 december 2006 bericht [eiser] [gedaagde] dat er serieuze problemen zijn met de beide motoren van het schip. Nadat tussen partijen een telefoongesprek heeft plaatsgevonden bericht [gedaagde] [eiser] dat alle eventuele claims van welke aard dan ook worden afgewezen, met verwijzing naar de overeenkomst van 6 oktober 2006. 2.7 De verzekeraar van [eiser] heeft een bedrag van € 41.290,05 vergoed aan [eiser]. 3. De vordering De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen: - tot betaling van € 25.578,68 met rente; - tot betaling van € 1.158,= met rente; - tot het op straffe van een dwangsom verstrekken van het volledige ontwerpdossier van het schip, een schriftelijke bevestiging dat [eiser] zonder voorbehoud toestemming krijgt het ECB-dossier op te vragen en/of in te zien en schriftelijke antwoorden op de vragen die staan vermeld in productie 35 bij de dagvaarding; - tot betaling van de kosten van de procedure. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vorderingen de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 Het schip had een verborgen gebrek ten aanzien van de motoren. Deze motoren bleken ernstig beschadigd als gevolg van lekkend koelwater. Ook het aggregaat bleek waterschade te hebben. De schade is ontstaan als gevolg van een constructiefout. Er is derhalve sprake van non-conformiteit. Aangezien het een consumentenkoop betreft en het ernstige gebrek zich binnen zes maanden na aflevering heeft gemanifesteerd, wordt er non-conformiteit vermoed. 3.2 [gedaagde] heeft geweigerd tot herstel over te gaan. Het herstel is vervolgens door derden uitgevoerd. De kosten daarvan tezamen met “terugval bonus verzekeraar” en “reiskosten [eiser]” van € 2.032,= respectievelijk € 750,00 zijn € 66.868,73. De verzekering heeft € 41.290,05 vergoed, zodat er nog een schade resteert van € 25.578,68. [gedaagde] is op grond van artikel 7:24 juncto 6:74 Burgerlijk Wetboek gehouden deze schade te vergoeden. 3.3 [eiser] heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt, die conform rapport Voorwerk II worden begroot op € 1.158,=. 3.4 [eiser] wil het schip voorzien van 'active stabilisers'. Daartoe behoeft hij de technische gegevens. Hoewel [gedaagde] heeft toegezegd deze te zullen verschaffen, is zij daartoe niet overgegaan. Ook heeft [eiser] om deze reden verzocht om toestemming voor inzage in het ECB-dossier en om beantwoording van een aantal technische vragen. 4. Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. [gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 Er is geen sprake van een gebrek. De scheepsmotoren en de aggregaat functioneerden bij aflevering van het schip naar behoren. Er is geen sprake van een consumentenovereenkomst. 4.2 De schade is niet juist berekend. 4.3 Partijen hebben elkaar finale kwijting verleend, zodat [eiser] afstand heeft gedaan van aanspraken in verband met gebreken die zich mogelijk in de toekomst nog zouden kunnen openbaren. 4.4 Alle bij het schip horende en beschikbare gegevens (twee ordners) zijn aan [eiser] overhandigd. Voor het overige bestaat er voor [gedaagde] geen verplichting stukken af geven, toestemming te verlenen en/of vragen te beantwoorden. 5. De beoordeling 5.1 Als meest verstrekkend verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend ten aanzien van alle verplichtingen die voortvloeien uit de onderhavige koopovereenkomst, aangezien [eiser] door ondertekening van de brief van 6 oktober 2006 [gedaagde] heeft gevrijwaard voor alle toekomstige claims van welke aard dan ook met betrekking tot het schip. Om deze reden heeft [eiser] thans geen vorderingsrecht (meer), aldus [gedaagde]. 5.2 [eiser] heeft daartegenover gesteld dat de finale kwijting die partijen overeengekomen zijn in de brief van 6 oktober 2006 niet zag op gebreken die zich op dat moment nog niet hadden geopenbaard en hij [gedaagde] aldus alleen heeft gevrijwaard van claims met betrekking tot de tot dan toe bekende gebreken. Partijen verschillen derhalve van mening over de uitleg van de zinsnede: “U vrijwaar[gedaagde] volledig ten aanzien van de door u gekochte [het schip] (het schip, toevoeging rechtbank) van toekomstige claims van welke aard dan ook, dit mede conform artikel 4.7 uit de eerder genoemde overeenkomst.” De vraag die zich dan ook voordoet is of partijen hiermee hebben bedoeld elkaar ook finale kwijting te verlenen voor op dat moment nog niet geopenbaarde gebreken. 5.3 De rechtbank stelt voorop dat het voor de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld, maar de taalkundige betekenis die deze bewoordingen normaal gesproken hebben (in de context van dat geschrift als geheel en in de desbetreffende kring van het maatschappelijk verkeer) wel van belang is. 5.3.1 In dit verband overweegt de rechtbank dat uit de tekst van bepaling blijkt dat [eiser] verklaart dat hij [gedaagde] ten aanzien van het schip volledig vrijwaart van toekomstige claims van welke aard dan ook, conform artikel 4.7 uit de overeenkomst van 28 juni 2006. Door de toevoegingen van welke aard dan ook, hetgeen duidt op iedere claim en niet slechts op claims die betrekking hebben op de tot dan toe bekende gebreken en de verwijzing naar 4.7 van de koopovereenkomst, waarin staat dat er geen enkele vordering meer geldend gemaakt kan worden ter zake eventuele verborgen gebreken, is de rechtbank van oordeel dat de tekst erop duidt dat partijen niet alleen een regeling hebben willen treffen met betrekking tot dan toe bekende gebreken, maar ook met betrekking tot eventuele onzekerheden en/of geschillen die zich in de toekomst met betrekking tot het schip nog zouden voordoen. Dit is ook in overeenstemming met de betekenis die finale kwijting, namelijk definitief en algeheel een einde maken aan onzekerheid die tussen partijen bestaat met betrekking tot een tussen hen bestaande (rechts)verhouding. Dat [gedaagde] dit ook zo heeft bedoeld, de tekst is van [gedaagde] afkomstig, is door [eiser] niet betwist. Door [eiser] zijn ook geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [gedaagde] hiermee heeft bedoeld slechts een einde te maken aan het tussen partijen ontstane geschil over de tot dan toe door [eiser] opgeworpen punten. Op grond van al deze vaststaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] redelijkerwijs aan de bepaling de betekenis mocht toe kennen dat de finale kwijting zich ook uitstrekte op de eventueel in de toekomst nog te openbaren gebreken. 5.3.2 De vraag is dan of [gedaagde], nu [eiser] stelt dat hij de tekst anders heeft begrepen, gelet op alle omstandigheden er op mocht vertrouwen dat [eiser] aan deze bepaling dezelfde betekenis toekende als zij deed, zodat [eiser] er geen beroep op kan doen dat hij dit niet heeft willen overeenkomen. Het gevolg daarvan is dan dat de afspraak, dat de finale kwijting zich ook uitstrekt op de in de toekoms nog te openbaren gebreken, tussen partijen geldt. De rechtbank stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat partijen verschilden ten aanzien van de maatschappelijke kringen waartoe zij behoren en hun rechtskennis. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat zij op die punten gelijkwaardig waren. Tussen partijen staat vervolgens vast, en dat blijkt ook uit de tussen hen gesloten overeenkomst, dat zij hebben afgesproken dat [eiser] het schip zou laten keuren en dat nadat de punten die uit de keuring naar voren zouden zijn gekomen, zouden zijn gerepareerd dan wel de kosten zouden zijn verrekend, het schip geacht werd de eigenschappen te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten en derhalve een beroep op non-conformiteit niet meer aan de orde zou zijn. Niet in geschil is dat al de bij de keuring naar boven gekomen punten tussen partijen zijn afgehandeld met de overeenkomst van 6 juli 2006 en in ieder geval met de overeenkomst van 6 oktober 2006. Door [eiser] is vervolgens niet gesteld, noch is daarvan op een andere wijze gebleken, dat hij de bepaling 4.6 in de koopovereenkomst op andere wijze heeft geïnterpreteerd en/of begrepen. Ook is in de brief van 6 oktober 2006 verwezen naar artikel 4.7 van de overeenkomst. Deze bepaling handelt over de situatie dat de koper ([eiser] dus) geen enkele vordering meer kan doen gelden ter zake eventuele verborgen gebreken. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van deze omstandigheden, waaruit duidelijk blijkt dat partijen de bedoeling hadden na een keuring het schip geheel voor rekening en risico voor [eiser] te laten zijn en in de overeenkomst van 6 oktober 2006 ook nog is verwezen naar 4.7 uit de koopovereenkomst, het voor [eiser] duidelijk had moeten zijn dat de duidelijk in de brief vermelde bepaling dat hij [gedaagde] ten aanzien van het schip volledig zou vrijwaren van toekomstige claims van welke aard dan ook, opgesteld enige maanden na de koop en na gebruik van het schip, niet alleen zag op de tot dan toe bekende gebreken, maar ook op gebreken die zich eventueel in de toekomst nog zouden openbaren. Indien het [eiser] niet duidelijk was, had het gelet op de tekst en de overige omstandigheden op de weg van [eiser] gelegen bij [gedaagde] navraag omtrent de betekenis van de bepaling te doen en duidelijk te maken dat hij niet akkoord kon en wilde gaan met finale kwijting ten aanzien van eventueel in de toekomst nog te openbaren gebreken. Nu dat niet is gebeurd komt dat voor rekening en risico van [eiser] en mocht [gedaagde] redelijkerwijs verwachten dat ook [eiser] begreep en er mee akkoord was dat de finale kwijting zich tevens uitstrekte op de eventueel in de toekomst nog te openbaren gebreken. 5.4 Nu [eiser] geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die ondanks de tekst en de omstandigheden waaronder de overeenkomst van 6 oktober 2006 tot stand is gekomen maken dat niettemin moet worden uitgegaan van het geval dat partijen zijn overeengekomen dat zij slechts een einde hebben willen maken aan de tot dan toe bestaande geschilpunten en voor het overige [eiser] al zijn recht zou behouden, komt de rechtbank er niet aan toe [eiser] het bewijs op te dragen van zijn stelling. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat de finale kwijting zich ook uitstrekte over eventueel toekomstige (verborgen) gebreken. Om deze reden dient de vordering tot het betalen van schadevergoeding met rente reeds te worden afgewezen en kan in het midden blijven of er sprake is geweest van een verborgen gebrek en/of [eiser] als gevolg daarvan nog aanspraken uit de overeenkomst zou kunnen hebben. 5.5 Tot slot heeft [eiser] ook gevorderd dat [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld tot het verstrekken van het volledige ontwerpdossier van het schip, een schriftelijke bevestiging dat [eiser] zonder voorbehoud toestemming krijgt het ECB-dossier op te vragen en/of in te zien en schriftelijke antwoorden op de vragen die staan vermeld in productie 35 bij de dagvaarding. Ook deze vorderingen zullen worden afgewezen. Allereerst zijn verschillende punten (zoals de eerste tewaterlating, inspectieluik voor de watertank, brandstofcapaciteit, vermogen motoren, reductie keerkoppelingen) al aan de orde geweest tussen partijen voordat zij overgingen tot het sluiten van de overeenkomst van 6 oktober 2006 zoals blijkt uit de brief van [eiser] aan [gedaagde] van 25 september 2006 (productie 8 bij conclusie van antwoord) en heeft [eiser] zoals hierboven is overwogen volledige kwijting verleend voor claims van welke aard dan ook. Voor zover de vorderingen van [eiser] niet op de overeenkomst zijn gegrond en de overeenkomst van 6 oktober 2006 aan de vordering niet in de weg kan staan, heeft [eiser] niet gesteld, noch is dat op andere wijze gebleken, op grond waarvan [gedaagde] niettemin gehouden is aan de eisen van [eiser] te voldoen. 5.6 Nu de vordering van [eiser] in het geheel wordt afgewezen, wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van [gedaagde]. 6. De beslissing De rechtbank, wijst af de vorderingen van [eiser]; veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 590,= aan vast recht, op nihil aan overige verschotten en op € 1.158,= aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk. Uitgesproken in het openbaar. 544/1278